Waarom deze spellingverwarring vaak voorkomt
Veel Nederlanders twijfelen bij het schrijven aan werkwoorden als 'overleggen'. Is het nou 'ik heb met hem overlegd' of 'ik heb met hem overlegt'? De Nederlandse taal kent veel werkwoorden waarbij de verleden tijd en het voltooid deelwoord niet altijd even logisch lijken. In dit artikel leggen we overzichtelijk uit wat de juiste vorm is en waarom. Zo hoef je nooit meer te twijfelen als je een mail of verslag schrijft.
Wat is de stam van het werkwoord 'overleggen'?
Om te begrijpen waarom 'overlegd' correct is en niet 'overlegt', is het belangrijk om naar de stam van het werkwoord te kijken. Het hele werkwoord is 'overleggen'. De stam hiervan is 'overleg'. Dit is het deel van het werkwoord dat je overhoudt als je '-en' weghaalt. Aan deze stam worden vervolgens de juiste uitgangen toegevoegd, afhankelijk van de tijd waarin de zin staat en het onderwerp van de zin.
Het voltooid deelwoord van 'overleggen'
Wanneer je wilt zeggen dat je in het verleden met iemand hebt gesproken of iets hebt besproken, gebruik je het voltooid deelwoord. Het voltooid deelwoord van 'overleggen' is 'overlegd'. Dit komt doordat 'overleggen' een zwak werkwoord is. Zwakke werkwoorden krijgen in het voltooid deelwoord meestal de uitgang '-d' of '-t'. Welke van de twee hengel je gebruikt, bepaal je met het 't kofschip-regeltje.
Hoe werkt het ’t kofschip?
Dit trucje helpt je bepalen of een voltooid deelwoord op een 't' of een 'd' eindigt. Als de stam van een werkwoord eindigt op een van de medeklinkers uit het woord 't kofschip' (t, k, f, s, ch, p), dan eindigt het voltooid deelwoord op een 't'. Als dat niet het geval is, eindigt het op een 'd'. Bij 'overleg' (de stam van 'overleggen') is de laatste letter een 'g', die niet in 't kofschip voorkomt. Daardoor eindigen we het voltooid deelwoord op een 'd'. Dat maakt 'overlegd' dus correct.
Veel gemaakte fouten en hoe je ze voorkomt
Een veelvoorkomende fout is het verwisselen van 'overlegd' met 'overlegt'. 'Overlegt' is de derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd, zoals in 'hij overlegt met zijn collega over het project'. Maar zodra je een zin in het verleden wilt zetten of wanneer je een hulpwerkwoord zoals 'hebben' gebruikt, verandert 'overlegt' in 'overlegd'. Denk bijvoorbeeld aan: 'Ze hebben gisteren met de directie overlegd.'
Samenvattend
Vraag je jezelf af: is het 'overlegd' of 'overlegt'? Kijk naar de werkwoordstijd. Bij verleden tijd en het voltooid deelwoord gebruik je 'overlegd', terwijl 'overlegt' thuishoort in tegenwoordige tijd bij 'hij/zij/het'. Door het toepassen van het 't kofschip-regeltje' kun je bovendien bepalen of het voltooid deelwoord een 'd' of een 't' moet krijgen. Zo maak je voortaan minder fouten en ziet je tekst er professioneler uit.