Veranderd of verandert: wat is juist?
Veel mensen twijfelen bij het schrijven van een zin of ze moeten kiezen voor 'veranderd' of 'verandert'. Het verschil lijkt klein, maar er zit een belangrijk grammaticaal verschil tussen deze twee vormen. In dit artikel leggen we helder uit wanneer je welke vorm gebruikt, zodat je het voortaan zeker weet.
Wanneer gebruik je 'verandert'?
‘Verandert’ is de tegenwoordige tijd
De vorm ‘verandert’ is de derde persoon enkelvoud van het werkwoord ‘veranderen’ in de tegenwoordige tijd. Je gebruikt deze vorm als je iets beschrijft dat op dit moment gebeurt of regelmatig gebeurt. Denk aan zinnen als: 'Hij verandert elke week van mening' of 'Het weer verandert snel in de lente.'
Hoe herken je deze vorm?
Denk aan het onderwerp. Staat er ‘hij’, ‘zij’, ‘het’ of een naam als ‘Jan’? Dan krijg je bij het werkwoord meestal een -t aan het eind. Dus: ‘Zij verandert haar haarstijl vaak.’
Wanneer gebruik je 'veranderd'?
‘Veranderd’ is het voltooid deelwoord
De vorm ‘veranderd’ is het voltooid deelwoord van het werkwoord ‘veranderen’. Je gebruikt deze vorm vaak in combinatie met een hulpwerkwoord zoals ‘hebben’ of ‘is’. Voorbeelden zijn: 'Hij is erg veranderd sinds de verhuizing' of 'We hebben het plan veranderd.'
Gebruik bij passieve zinnen
Je ziet 'veranderd' ook vaak in de passieve vorm (lijdende vorm). Bijvoorbeeld: 'Het beleid is veranderd door de directeur.'
Een handige vuistregel
Twijfel je? Kijk dan of er een hulpwerkwoord in de zin staat. Woorden als ‘heeft’, ‘hebben’ of ‘is’ wijzen erop dat je ‘veranderd’ nodig hebt. Staat er geen hulpwerkwoord en is het onderwerp ‘hij’, ‘zij’, of een naam? Dan gebruik je waarschijnlijk ‘verandert’.
Veelgemaakte fouten
Misverstanden door klankgelijkheid
Een van de redenen waarom deze woorden vaak verwisseld worden, is dat ze hetzelfde klinken in de spreektaal. Bij het schrijven moet je daarom extra goed nadenken over de grammaticale structuur van je zin. Een veelgemaakte fout is bijvoorbeeld: 'Hij is verandert,' terwijl dit moet zijn: 'Hij is veranderd.'
Hoe onthoud je het verschil?
Probeer elke keer als je een werkwoord schrijft even stil te staan bij de vraag: is dit een handeling die nu gebeurt (tegenwoordige tijd), of is het iets wat al gebeurd is (voltooid deelwoord)? Door deze controle toe te passen, voorkom je veelvoorkomende taalfouten.